Print Voeg bladwijzer toe

Albert van Leuven van Brabant

Mannelijk 1166 - 1192  (26 jaar)  Verstuur foto/documentVerstuur foto/document


Persoonlijke informatie    |    Media    |    Aantekeningen    |    Gebeurteniskaart    |    Alles    |    PDF

  • Naam Albert van Leuven van Brabant 
    Geboorte 1166  Leuven Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Geslacht Mannelijk 
    Overlijden 24 nov 1192  Reims Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie 
    Persoon-ID I7580  Stamboom Kuipers van Wijk
    Laatst gewijzigd op 15 dec 2013 

    Vader VooroudersGodfried van Leuven van Brabant,   geb. 1142   ovl. 21 aug 1190 (Leeftijd 48 jaar) 
    Moeder VooroudersMargaretha van Limburg,   geb. 1135   ovl. 1172 (Leeftijd 37 jaar) 
    Gezins-ID F2614  Gezinsblad  |  Familiekaart

  • Gebeurteniskaart Klik om te tonen
    Link naar Google MapsGeboorte - 1166 - Leuven Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsOverlijden - 24 nov 1192 - Reims Link naar Google Earth
     = Link naar Google Earth 

  • Foto's

    Aartshertog Albrecht met zijn patroonheilige, Albert van Leuven door Rubens (1640).

  • Aantekeningen 
    • Albert was de tweede zoon van graaf Godfried III van Leuven en Margaretha van Limburg, dochter van de hertog van Limburg, en jongere broer van Hendrik, die later de eerste hertog van Brabant werd. Als jongste zoon kwam hij niet in aanmerking als erfopvolger van zijn vader en was hij dus voorbestemd voor een kerkelijke carrière. Hij wijdde zijn leven aan de Kerk en aan studeren. Hij studeerde aan een school verbonden met de kathedraal van Luik.
      Op twaalfjarige leeftijd, rond 1178, werd hij benoemd tot kanunnik aan de Sint-Lambertuskathedraal te Luik. Albert wilde echter, tegen de wens van zijn ouders in, ridder worden nadat het nieuws dat Jeruzalem gevallen was Luik bereikte. Hij deed afstand van zijn kerkelijke functie op 21-jarige leeftijd om zich als ridder ten dienste te stellen van graaf Boudewijn V van Henegouwen. Hij werd tot ridder geslagen door deze graaf van Henegouwen te Valencijn in 1187.
      Toen hij door zijn bisschop werd verplicht deel te nemen aan de Derde Kruistocht verzaakt hij aan zijn plichten als ridder. Hierna hernam hij zijn positie als kanunnik op aanraden van kardinaal Hendrik de Marsiac, pauselijk preker van de kruistocht, en werd benoemd tot aartsdiaken van Brabant in het prins-bisdom Luik. Later werd hij ook nog proost van de collegiale kerken van Sint-Pieter en Sint-Jan te Luik. Hij ontving het subdiaconaat in 1191.
    • Op 5 augustus 1191 sterft Rudolf van Zähringen, prins-bisschop van Luik. Hij werd met de steun van zijn broer, Hendrik I van Brabant, tot prins-bisschop van Luik gekozen door het kathedraalkapittel op 8 september 1191. Hij was toen 25 jaar oud terwijl het canoniek recht een leeftijd van ten minste dertig jaar voorschreef voor bisschoppen. Maar de Kerk en het Luikse volk verkozen toch Albert tot prins-bisschop. Het zeggenschap over het bisdom werd echter reeds lang betwist door het hertogdom Brabant enerzijds en het graafschap Henegouwen anderzijds. Er waren dan ook twee kandidaten voor de vacante bisschopszetel. Albert, namens het hertogdom Brabant, en Albert van Rethel, aartsdiaken van Henegouwen, namens het graafschap Henegouwen. Graaf Boudewijn overhaalde enkele kanunniken om Albert van Rethels kandidatuur te steunen. Het geschil werd voor keizer Hendrik VI gebracht tijdens de Rijksdag van Worms op 13 januari 1192. De keizer richtte een commissie op bestaande uit tien bisschoppen en drie abten. Deze commissie besliste dat er een probleem was met de benoeming en dat het recht tot benoeming hierdoor aan de keizer toekwam. Tegen de politieke achtergrond van de Investituurstrijd werd Lotharius van Hochstaden, tevens kanunnik aan de Sint-Lambertuskathedraal en proost van Bonn, door de keizer benoemd tot prins-bisschop van Luik. De keizer zou een financiële regeling aan geboden hebben aan zowel Albert van Rethel als Albert van Leuven in ruil voor het laten vallen van hun aanspraak op de bisschopszetel. Beiden weigerden dit. Onder druk van de keizer stonden de kanunniken van de Sint-Lambertuskathedraal toe dat Lotharius bezit nam van de vacante zetel. Zijn episcopaat was echter illegitiem. Hij wordt daarom aangeduid als tegenbisschop.
      Om bevestiging te krijgen van zijn verkiezing reisde hij naar Rome om de mening van paus Celestinus III te vragen. Hij vreesde echter een aanslag en vermomde zich daarom als stalknecht en wapendrager op weg naar Rome. Hij kwam aan op 5 april 1192. De paus verklaarde dat hij geldig verkozen was als prins-bisschop van Luik, benoemde hem in mei 1192 tot kardinaal[1], wijdde hem op 30 mei tot diaken en zond hem naar Reims om daar de bisschopswijding te ontvangen. De aartsbisschop van Keulen, metropoliet van het suffragane prins-bisdom Luik, weigerde dit te doen en steunde hiermee de keizer. In Reims ontving hij op 22 september 1192 achtereenvolgens de priesterwijding en de bisschopswijding van kardinaal Willem van Champagne, aartsbisschop van Reims.
      Echter kon Albert nog steeds geen bezit nemen van zijn bisschopszetel uit vrees van een door de keizer bewerkstelligde moordpoging als hij zich in het openbare leven zou begeven. Lotharius weigerde zich bij de beslissing van de paus neer te leggen en poogde met behulp van de keizer zijn gezag met harde hand te doen gelden als tegenbisschop. Zo werden aanhangers van Albert vermoord en hun huizen vernield. Albert verbleef daarom in Reims en probeerde zijn bisdom vandaaruit te besturen. Zijn broer broer bood hem geen steun meer.
    • In Reims verbleef hij in het klooster van Saint-Remi alwaar hij een teruggetrokken leven leidde. Daar kwam hij tot inkeer. Men omschreef hem als wijs en mild. Mensen die in zijn aanwezigheid kwaad spraken over Lotharius legde hij het zwijgen op.
      In het najaar van 1191, 1192 of 1202 - er bestaat enige onzekerheid over het jaartal - zond keizer Hendrik VI drie ridders naar Albert om hem te vermoorden. Albert werd hierover gewaarschuwd, maar sloeg die in de wind. De ridders hadden zich als pelgrims verkleed en bezochten Albert. Ze vertelden hem dat ze verbannen waren uit het prins-bisdom Luik om zijn vertrouwen te winnen. Hij stond toe dat ze met hem in het klooster verbleven. Op een dag in de maand november vergezelden ze hem op een wandeling vanuit het klooster richting Nogent-l'Ablesse. Op weg sloegen ze hem de schedel in en verminkten hem gruwelijk. Later bleek dat de keizer de moordenaars ontving in zijn paleis en ze beloonde voor hun daden.
      Tijdgenoten vergeleken deze moord met die op aartsbisschop Thomas Becket van Kantelberg (Canterbury) in 1170. De paus reageerde op de moord door Lotharius te excommuniceren en de keizer te dwingen om boete te doen: hij moest onder andere twee kapellen laten bouwen.
      Albert werd begraven in de kathedraal van Reims.